De carpale tunnel is een beperkte ruimte aan de voorkant van de pols die gevormd wordt door de handwortelbeentjes. Door deze ruimte lopen de pezen die de vingers en de pols buigen en een gevoelszenuw, de nervus medianus. Deze zenuw stuurt de duim, de wijsvinger, de middelvinger en de deel van de ringvinger aan.
De ruimte wordt overkoepeld door een taaie gewrichtsband, de flexor retinaculum, die voorkomt dat de pezen van de pols terugtrekken als deze is gebogen. In de carpale tunnel is weinig of geen ruimte om uit te zetten. Enige zwelling op die plek, door welke oorzaak ook, zal de nervus medianus samendrukken en geleiding van zenuwprikkels in de weg staan. Men spreekt over het carpaal tunnel syndroom (CTS) wanneer er klachten aanwezig zijn ten gevolge van een compressie (beknelling) van de nervus medianus.
Het carpaal tunnel syndroom valt ook wel onder de naam RSI. RSI is een overkoepelende naam voor een aantal specifieke pees-, zenuw- en spiergerelateerde aandoeningen van de nek, schouder en de arm. Sinds een paar jaar is er echter een nieuwe benaming voor RSI namelijk CANS (complaints of Arm Neck and/or Shoulder), omdat RSI de verschillende aandoeningen niet goed onderscheidt.
Symptomen
De klachten worden veroorzaakt door beknelling van de zenuw en bestaan uit een tintelend of pijnlijk gevoel in de hand en de vingers en vooral het verzorgingsgebied van de zenuw, dat wil zeggen de duim, wijs- en middelvinger en een deel van de ringvinger. Ook kan een verdoofd gevoel van de vingertoppen ontstaan en een verminderde kracht waardoor gemakkelijk dingen uit de hand kunnen vallen. Soms kan er een gevoel ontstaan alsof de hand gezwollen is. De pijn kan uitstralen via de onderarm en elleboog tot in de schouder.
In de nacht nemen de klachten vaak in ernst toe waardoor men er wakker van kan worden. Maar ook overdag kunnen zij optreden, bij b.v. autorijden, het lezen van de krant en fietsen. Ook na stevige handenarbeid kan verergering optreden. Het is te vergelijken met een slaapbeen. Wanneer men lang met de benen over elkaar zit heeft men wel eens een doof en tintelend gevoel in het onderbeen. Ook dan wordt een zenuw, die zich in de knieholte bevindt, afgekneld. Een groot verschil bij het carpaal tunnel syndroom is dat men zelf niet in staat is om de druk van de zenuw af te halen.
Diagnostiek
Op grond van het klachtenpatroon kan de diagnose worden vermoed. Bij lichamelijk onderzoek kunnen gevoelstoornissen in duim, wijs- en middelvinger worden gevonden en kan de duimmuis plaatselijk wat dunner blijken te zijn, maar meestal worden er geen afwijkingen gevonden.
Verder kan met de test van Phalen of met het teken van Tinel de diagnose verder worden bevestigd.
De test van Phalen is als volgt: Buig de polsen, zodat de hand en onderarm een rechte hoek maken, de vingers naar beneden wijzen, en druk dan de rug van beide handen tegen elkaar. Als de mediale zenuw, die door de pols loopt, er niet al te goed aan toe is, zal je mogelijk symptomen als tintelingen krijgen.
Het teken van Tinel: De arts zal korte tikken geven op de huid waar de zenuw onderdoor loopt. In het geval van carpaal tunnel syndroom zal dit ter hoogte van het midden van de pols aan de binnenzijde zijn. Wanneer de diagnose carpaal tunnel syndroom aanwezig is zul je waarschijnlijk tintelingen voelen in een deel van de hand.
Bloedonderzoek kan worden verricht om oorzaken op te sporen en bij het vermoeden op een benige oorzaak kan een röntgenfoto worden gemaakt.
Om de diagnose te bevestigen wordt een spieronderzoek aangevraagd (EMG= elektromyografie), waarop dan een vertraging van de zenuwgeleiding is te zien over het deel van de nervus medianus dat in de carpale tunnel is gelegen.
Behoudens het zekerstellen van de diagnose kan daarbij tevens worden uitgesloten of de zenuw niet op een andere plaats afgekneld wordt.
Oorzaken
Alle structuren die ruimte in de tunnel innemen en de zenuw daardoor beknellen, kunnen klachten veroorzaken. In de meeste gevallen weet men niet wat de oorzaak is. Hieronder worden een aantal oorzaken genoemd die een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een carpaal tunnel syndroom:
• Repeterende bewegingen van de pols, met name als daar kracht bij nodig is.
• Polsbreuk waarbij de middenhandsbeentjes verschuiven. De zenuw wordt dan bekneld door bot of pees.
• Zwangerschap
• Reumatoïde arthritis, jicht, alcoholisme.
• Zwelling van het bindweefsel van de pezen. Bij het zwellen van bindweefsel kunnen hormonale veranderingen een rol spelen zoals voorkomen bij zwangerschap en in de overgang.
• Ontstekingsverschijnselen
• Vertraagde functie van de schildklier waardoor vochtophoping ontstaan.
• Suikerziekte. Water wordt niet goed opgenomen in de bloedbaan. Hierdoor kan er veel oedeem ontstaan en zo krijg je vochtophoping.
Epidemiologie
De prevalentie bij volwassen vrouwen in Nederland wordt geschat op 9% (er is een piek tussen de 40 en de 60 jaar), bij volwassen mannen op 0,6%. Echter bij 5,8% van alle volwassen vrouwen bleek het CTS niet te zijn gediagnosticeerd
Behandeling
Het behandelen van carpaal tunnel syndroom met conservatieve therapie (therapie zonder te opereren of het gebruik maken van medicijnen) heeft meestal bij chronische klachten weinig nut. Onderzoek wijst uit dat klassieke open operaties dan de beste resultaten lijken te hebben, ten opzichte van conservatieve behandelingen zoals het dragen van een spalk. Bij een klassieke open operatie zoals hiernaast afgebeeld, wordt de verbinding tussen de pink en duimmuis, het dak van de carpale tunnel (flexor retinaculum)gekliefd zodat er meer ruimte ontstaat voor de onderliggende structuren en de nervus medialis minder kans heeft om bekneld te raken. Deze ingreep kan onder lokale verdoving gebeuren.
Als de diagnose carpaal tunnel syndroom zeker is zal de neurochirurg de behandelingsmogelijkheden met de patiënt bespreken. Vaak is geen behandeling nodig of kan men beter afwachten indien de klachten gering zijn of van voorbijgaande aard (bijvoorbeeld tijdens een zwangerschap, een ontsteking of tengevolge van een overbelastingsklacht). Ook kan een spalkje van kunststof worden aangemeten waarmee de pols rust krijgt en de klachten kunnen afnemen. Een injectie in de pols met bijnierschorshormonen (cortison) en een plaatselijk verdovend middel kan lange tijd goed helpen. Over het nut hiervan zijn de meningen verdeeld. Wanneer dit allemaal niet helpt zal er gekozen worden voor een operatie waarbij de spalk ter overbrugging van de eventuele wachttijd verlichting kan geven.
Fysiotherapie
Onder leiding van een fysiotherapeut is het mogelijk om te werken aan de revalidatie van de hand. De fysiotherapeut zal eerst met zekerheid de diagnose carpaal tunnel syndroom stellen. De fysiotherapeut gaat, nadat de pees is genezen, krachttraining geven. De hele arm zal worden getraind. Er zal worden begonnen met bewegingen van de vingers en de hand, waarna ook de elleboog en de schouder mee genomen kunnen worden.
Ook kan de fysiotherapeut oefeningen doen ter bevordering van de mobiliteit. Dit zullen vooral rekoefeningen zijn van de hand.
Het is van belang de hele arm weer pijnloos te kunnen bewegen en de eigen kracht en mobiliteit weer terug te krijgen. Verder is de behandeling gericht op het geven van veel houdings- en belastbaarheid adviezen om overbelasting zoveel mogelijk te voorkomen.
Ook na een operatie kan een fysiotherapeut begeleiden bij het herstel. Dan zal de behandeling meer gericht zijn op het wondherstel, het voorkomen van bindweefselvorming rond het operatie gebied en het voorkomen van contracturen (korter worden van spieren/pezen).
Voor meer uitgebreide informatie verwijzen wij u naar:
http://www.nvvn.org
http://www.orthopedie.nl